ColumnHilde Van Mieghem
Niets zo heerlijk dan je urenlang laten wiegen in de buik van de ijzeren moeder
Hilde Van Mieghem neemt de tijd voor een gloedvolle kijk achter de schermen van haar leven.
Het lijkt wel alsof er een reus voorbijdendert en daarbij een rolkoffer achter zich aan sleurt. Het doffe gedreun van wielen op straatstenen komt steeds dichterbij. Ik schrik wakker. Ook wakker blijft het geluid duren.
Dan weet ik het weer, ik ben in Haarlem en logeer bij een vriendin. Haar huis is enkel door de tuin gescheiden van de berm waarop een spoorlijn ligt die Den Haag via Haarlem met Amsterdam verbindt.
Even was ik weer negen jaar oud en werd ik wakker in mijn kamertje in het huis naast de spoorweg. Sint-Anneke LO. Die twee jaren daar waren de mooiste uit mijn kindertijd.
Mijn moeder was zwanger van een van mijn broers en was overgelukkig. Het was een kind dat ze wilde, een kind waarvoor ze doelbewust gekozen had. Een kind dat haar niet overkwam zoals de eerste drie, toen er van de pil nog geen sprake was.
Er heerste een rust in huis die ik nooit eerder gekend had.
Een jaar later was ze weer zwanger, deze keer van mijn jongste zus. Daarna verhuisden we naar de drukke stad.
Ik herinner me hoe het denderen van de wielen op het ijzeren spoor in huis binnendrong en als een rustgevende hartslag mijn bestaan bevestigde en verre dromen in het vooruitzicht stelde. Ik tuurde vaak naar de trein tot hij als een stipje aan de horizon verdween in een wereld die ik nog niet kende maar die, gezien de snelheid en het enthousiasme waarmee de trein zich erin stortte, niet anders dan veelbelovend kon zijn.
Ik hou van het wachten in stations. Van het geweld waarmee zo’n trein aankomt en je bijna van het perron afblaast, de koplamp die je verblindt, het zuchten en hijgen als hij tot stilstand gekomen is.
Treinreizen maakten de verwachtingen die ik als negenjarige had helemaal waar. Mijn zucht naar geborgenheid ook. Niets zo heerlijk dan je urenlang laten wiegen in de buik van de ijzeren moeder die steunend, puffend en met veel kabaal de wereld doorklieft, alles achter zich laat en je veilig in haar armen naar nieuwe horizonten draagt.
Ze bracht me daadwerkelijk naar werelden die ik niet kende.
Maar altijd was er de ontgoocheling als het eindpunt bereikt werd.
De weg erheen was pure magie. Het veilig vanachter een vensterraam kijken naar de chaos van de wereld: het verkeer, de stilstaande files, de rommelige achtertuinen, de hoge flatgebouwen bij het naderen van een stad. Het heerlijke, knusse gevoel dat jij kunt blijven zitten terwijl anderen in stations haastig in- en uitstappen.
Het zien van mensen die uit je blikveld wegglijden als de trein zich weer in gang zet en die, eenmaal weg uit bewoond gebied, de prachtigste landschappen tevoorschijn tovert waarin je jezelf ziet lopen, los van god en gebod, vrij als een vogel.
Er komt een dag dat ik de Transsiberië Express, de Indian Pacific, de Orient Express, de Rocky Mountaineer of de Maharaja Express opstap met niets anders dan pen en papier. Als iedereen onderweg uitstapt om bezienswaardigheden te bekijken, blijf ik als enige zitten.
Stiekem genietend van te zijn waar de werkelijkheid geen greep op me krijgt. Enkel nog te bestaan in neergeschreven woorden in dat idyllische niemandsland op ijzeren wielen.