Opinie
Qua klimaatbeleid mag Vlaanderen best ambitieuzer zijn
Sebastian Sterl en Wim Thiery zijn klimaatexperts aan de Vrije Universiteit Brussel.
De Vlaamse overheidsplannen komen hier en daar in de buurt van de noodzakelijke stappen, maar zijn niet ambitieus genoeg om ons te brengen tot een '1,5°C-wereld', zoals in het Parijs-akkoord is overeengekomen.
Zo komt de groei van hernieuwbare energieproductie prominent naar voren in het Zomerakkoord. Maar waar de groei van het vermogen aan zonnestroom nu meer dan moet verdubbelen tegen 2030, werd de doelstelling voor windstroom juist iets naar beneden bijgesteld. Vanaf 2021 moeten nieuwe gebouwen standaard worden aangesloten op warmtenetten – een sprong vooruit, maar daarmee zijn ze nog niet klimaatneutraal.
Het plan om vanaf 2025 enkel nog emissievrije bussen te laten rijden, loopt zelfs tien jaar voor op het streefdoel 'laatste benzine- of dieselauto verkocht vóór 2035'. Maar eenzelfde doel voor personenauto’s ontbreekt; enkel de helft van de verkoop moet vanaf 2030 emissievrij zijn. Daardoor is het transportbeleid als geheel nog niet '1,5°C-proof'.
Ook de uitstoot van de industrie moet omlaag; maar het uitstootdoel voor industrie is minder ambitieus dan voor gebouwen en transport, en veel concreter wordt het niet. Andere sectoren, zoals de landbouw, komen zelfs helemaal niet specifiek aan bod.
Goede voorbeelden
Toch is er reden tot optimisme. Hoewel er nauwelijks landen zijn waarvan het beleid geheel in overeenstemming is met het Parijs-akkoord, zijn er wel degelijk veel landen die zeer goed bezig zijn met verduurzaming in één welbepaalde sector.
We hoeven niet ver te zoeken naar goede voorbeelden. Zo haalt Zweden al meer dan 50 procent van zijn stroom uit hernieuwbare bronnen, is in Noorwegen meer dan 40 procent van de nieuw verkochte auto’s al elektrisch, heeft Nederland wél een doelstelling om vanaf 2030 enkel nog emissievrije auto’s te verkopen, en zijn in Frankrijk ambitieuze milieustandaards doorgevoerd voor nieuwbouw.
In de praktijk is ambitieus beleid vaak enkel het begin, het 'duwtje in de rug'. Duurzame stroom heeft bijvoorbeeld lange tijd geprofiteerd van subsidiebeleid, een proces waarbij landen van elkaars successen (en mislukkingen) hebben geleerd. Dit heeft geholpen om de vraag naar bijvoorbeeld zonnepanelen te stimuleren. De industrie reageerde door betere en efficiëntere zonnepanelen te produceren. Het resultaat is dat zonnestroom nu op veel plekken goedkoper is dan fossiele stroom en zonder subsidies kan. Wie vandaag nog investeert in kolencentrales, zal zijn centen in rook zien opgaan.
Het advies, volgens pas verschenen onderzoek in het vakblad Environmental Research Letters, waar ook de VUB aan meewerkte, luidt dan ook: landen moeten van elkaar leren en elkaars beste beleid voor de korte termijn overnemen, 'spieken' bij de beste leerlingen van de klas.
In de studie werd berekend wat het zou betekenen als elk land een beleid zou voeren dat overeenkomt met de 'beste leerling' in ieder 'vak'. Zulke beleidsmaatregelen zijn weliswaar ambitieus, maar hun haalbaarheid is dus reeds bewezen.
De resultaten? Als alle landen zulke 'best practices' nu overnemen, wordt het pad naar een '1,5°C-wereld' zodanig geëffend dat veel negatieve gevolgen van een duurzame transitie in de toekomst worden vermeden. De nodige omschakelingen zouden daardoor minder bruusk, minder snel, en op kleinere schaal kunnen plaatsvinden.
Daarnaast zou versneld klimaatbeleid volgens de studie ook positieve neveneffecten hebben. Zo zouden bijvoorbeeld de prijzen van energie en voedsel voor huishoudens dalen in vergelijking met het huidige beleid.
Kortom: als iedereen van elkaar leert, gaat de omschakeling een stuk minder pijn doen, voor ons en voor de komende generaties.
Het Vlaamse Zomerakkoord zet qua klimaatbeleid een aantal goede, voorzichtige stappen. Maar om de opwarming van de aarde tot 1,5°C te beperken, zal meer ambitie nodig zijn. Ons klimaatbeleid zal in de komende jaren daarom systematisch moeten worden opgeschroefd.