HemelpostBrief
Hugo Camps neemt afscheid van Liesbeth List: ‘Het was goed bij jou, Liesbeth’
In Hemelpost zeggen Bekende Vlamingen vaarwel tegen wie in 2020 is komen te gaan. Journalist/columnist Hugo Camps schrijft hier een brief aan de Nederlandse chansonnière Liesbeth List (78), overleden op 25 maart 2020.
Lieve Liesbeth,
We hadden elkaar eerder gezien, maar pas in het tweede gesprek, jaren later, werd het intiem. En dat is het gebleven, tot je dood. Het gevoel dat nog te veel ongezegd is gebleven, schrijnt na. We droegen elkaars wonden, huilden om dezelfde poëzie, werden ooit samen dronken. En we deelden bewondering en vriendschap voor Mikis Theodorakis, Ramses Shaffy en Frank Boeijen. Het was goed bij jou, Liesbeth. Je nam onzekerheid weg en devoileerde demonen. Terwijl je zelf soms wegkroop achter een sluier met de dikte van een Perzisch tapijt.
Van jou leerde ik wat chique verdriet is.
Ik weet nog dat we samen naar een uitnodiging van Madame Tussaud keken. Ze hadden je hoofd opnieuw gemaakt, een diepere frons naar het leven toe. Uren heb je gezocht naar het wassen beeld van jezelf. Tot een dame je vertelde dat het uit de collectie was gehaald. Het lag in de kelder. Het was de tijd dat je in de krant moest lezen: Liesbeth List, vuurtoren zonder licht. Niets deugde nog aan jou. Ik zag je lijden aan die bagger.
Maar ook hier kwam je overheen. Zoals je alle obstakels hebt gesloopt, van het jappenkamp tot het lastige leven met een schrijver en de eenzame strijd om erkenning. In je tweede carrière, na de musical over het leven van Edith Piaf en jezelf, heb je pas rust gevonden. In 2017 kon je met een goed gevoel een punt zetten achter je imposante oeuvre, officieel omdat je wat geheugenproblemen had, maar het was genoeg geweest.
Elke zin die je tot de voor een weesmeisje gezegende leeftijd van 78 aan proza en poëzie heeft bereikt, is uit je poriën gesneden. Je laat een testament na dat boven de muziek gaat. Wat ik vooral heb bewonderd was je artistieke soevereiniteit. Jij zocht de commercie niet, deed niet aan reclameboodschappen. Als zangeres van Shaffy Chantant had je het betere lied leren kennen. In de jaren zestig werd je gevraagd om de Mauthausen-cyclus te zingen. Je bewondering voor de melancholieke levenskunstenaar Jacques Brel was ongeremd.
De tijd heelt vele wonden. Je hebt lang geworsteld met de vraag wat er in het hoofd van een vader omgaat die zijn vijfjarige dochter weggeeft aan pleegouders. “Pas later begreep ik dat hij het heeft gedaan omdat hij van mij hield.” Het theater was je baken van troost. Daar kon je je frustraties en onzekerheden uitschreeuwen. Het was de uitlaatklep die de psychiater buiten de deur hield.
Vroeger stond het hele orkest om jou heen. Op een bepaald moment stond je nog met één pianist op het toneel. “In mijn crisisjaren was er niemand die een hand uitstak. Ik stond er alleen voor. Het heeft me harder gemaakt dan ik wou zijn.”
Het begon te schemeren in je hoofd. Ineens kende je de tekst van je succesnummer ‘Pastorale’ niet meer. Elke vorm van dementie voelde aan als een belediging. Ik denk nog vaak terug aan de avond dat je zei: “Ik wil nog dertig jaar leven, niet om te schitteren, om te getuigen dat niets nutteloos is. Om de angst voor de emotie weg te nemen. Ik begrijp niet dat ik niet gek ben geworden. Dat geheim zit in mij. Als ik kan overleven, dan kunnen anderen het ook.”
Bas Heijne schreef: ‘Liesbeth List zou voor de koningin moeten zingen.’ Toen je het voorlas, moest je huilen. Dan opgelucht, bijna uitgelaten: “Mijn leven is bevestigd.”
(Hemelpost, naar een idee van HP/De Tijd)